historie vaartuig | Schip heeft tot 1924 in de kleine kustvaart gevaren, daarna stront vervoerd in binnenvaart.
De Bouw van het schip:
In 1907 liet Jetze Fortuin bij NV Friesche Scheepsbouw Mij. te IJlst een klipper bouwen voor beperkte kustvaart. Deze scheepswerf is een voortzetting van de nog in de volksmond hetende Scheepswerf van Croles. Op de plaats waar toen de scheepswerf zat heeft nu de fa. Bakker een zaak in watersport en scheepsmotoren.(Op mijn verzoek zijn zij in de geschiedenis gedoken en daar kwam een aardig verhaaltje uit en drie oude ansichtkaarten met plaatjes van vroeger. Scheepsbouw vindt echter op deze plek al vele generaties plaats). Deze werf is als eerste in Friesland begonnen met de bouw van stalen zeilschepen voor de zeevaart. (bron: magazine "Het Nederlansche Zeewezen" 15 juli 1907). Dit schip was ook het eerste zeezeilschip wat op de werf is gebouwd. Het krijgt een schoener-achtige kop en een fors overhangende "friese" kont. Omdat het schip als 1-master getuigd werd is het omschreven als klipper.
Bijlbrief:
Bij de tewaterlating van het schip is vroeger een bijlbrief opgesteld. Een bijlbrief is een verklaring van een scheepswerf dat een schip in opdracht van en voor rekening van een bepaalde persoon is gebouwd en geleverd. De term komt nog uit de tijd dat de schepen van hout gemaakt werden, en ‘schoon van de bijl’ werden opgeleverd. Heden ten dage wordt dezelfde term gebruikt en is dat schijven een verklaring voor het verstrekken van een hypothecaire lening. Echter deze bijlbrief is niet bij de tewaterlating in 1907 opgesteld, maar later in 1914. De oorzaak ligt waarschijnlijk in het feit dat de NV. Friesche Scheepsbouw Mij toen failliet ging, en de werf nog een participatie in het schip had. Daarnaast is toen ook een eigendomsverklaring opgesteld, om het werfdeel opnieuw gefinancierd te krijgen.
Kadastrale gegevens
Jetze Fortuin is gehuwd met Gerritdina Heyman, beiden in den eersten echt. Meetbrief voor de zeevaart wordt onder nummer 344 te Amsterdam verstrekt na de bouw van het klipperschip. De eerste meetbrief voor de binnenvaart nr 2492 te Amsterdam verstrekt op den tienden juli negentienhonderd zeventien bedraagt eenhonderd zes en vijftig kubieke meters of scheepsbetonnen, hebbende een laadvermogen van eenhonderd en vijftig duizend vijfhonderd kilogram. Voor den eersten keer teboekgesteld op veertien juni negentienhonderd veertien als enig eigenaar van het stalen zeilschip Neerlandia met het merk 8105 Gron. 1914.
Verkoop vindt plaats op den twintigste juli 1900 en vijf en twintig aan den heer Jan van der Veer Petruszoon, schipper wonende te Stavoren. Het overdekte staalijzeren klipperschip (in den meetbrief voor de binnenvaart abusievelijk vermeld als klipperaakschip) genaamd "Neerlandia" waaraan de koper thans den naam geeft van "Vertrouwen"....etc. etc.... dat mede tot gemelde inventaris worden gerekend te behooren, en als onder verkochte zijn begrepen de zich te Heeg ten huize van M. de Jon bevindende mestschotten. Dat deze koop en verkoop is geschiedt voor de som van elfduizend gulden, die de koper aanneemt aan den verkooper te betalen binnen acht dagen naar heden, geldende wanneer de betaling binnen dien tijd werkelijk plaats heeft de kooper twee procent van de koopsom kunnen korten voor de contante betaling....
Op 8 maart 1927 wordt het schip te leeuwarden opnieuw ingebeiteld met het nummer 54B Gron. 1926 waardoor het oude nummer komt te vervallen. Deze gratis registratie volgt n.a.v. het Koninklijk besluit van 28 december 1925 (staatsblad no. 518).
Na het overlijden van Jan van der Veer op 7 juni 1955 te Enkhuizen komt het een maand later, op negen juli tot de overdracht naar Filipbertus Gankema en Klaaske van der Veer, schoonzoon en dochter van de vorige eigenaar. De waarde van het schip is voor de verkoop door beider partijen benoemde deskundige Auke Tjibbeles van der Werff te Stavoren bepaald op tienduizend twee gulden. (f 10.002,== . Hierbij was het schip nog volgens de omschrijving voorzien van een mast, grootzeil, stag- en kluiffok, een dek, voor en achterkap en woonroef. Het laadvermogen was inmiddels door de plaatsing van een motor dienende tot voortbeweging gereduceerd van 156.512 ton naar 154.750 ton. De motor wordt omschreven als een twaalf paardekrachts Industrie motor nummer 945 aangebracht op de cylinder van de motor.
Op 17 februari 1962 wordt er een hypotheek van 14.000 gulden op het schip genomen bij de Coöp. Boerenleenbank te Warns voor de plaatsing van een nieuwe Volvo-Penta 6 cylinder scheepsdieselmotor van 71 P.K. Het schip wordt dan omschreven als staalijzeren motorvrachtschip hebbende een dek, een ruim. een luikenkap, een stuurhuis en een woonroef. Het laadvermogen is dan mede door de kalffdekken vergroot naar 164.200m3.
Uiteindelijk vond het echtpaar midden jaren '80 aan de Emmakade in Leeuwarden bij de Edah een plekje tegen de wal en was het schip klaar met het versjouwen van de tonnen lading. |