historie vaartuig | 373 zeester
In januari 1902 werd er in IJlst (Friesland) begonnen met de bouw van een stalen loodsbotter voor het tweede district van het Loodswezen. Dit gebeurde op de werf N.V. Scheepsbouwmaatschappij, voorheen J.J. Croles. Een jaar later, in 1903, werd de Noordzeebotter te water gelaten en gedoopt met de naam 'Loodsbotter nr. 2'.
Bijna meteen werd ze in dienst gesteld van het tweede district van het Nederlandse Loodswezen, Terschelling en 't Vlie. Kort daarna werd de botter ingezet in het derde district (Texel) voor de peildienst op de toemalige Zuiderzee.
Elf jaar later, in juli 1914, kwam ze tijdelijk in dienst van het Koninklijk Instituut voor de Marine (K.I.M.). Hier werd de noordzeebotter benut voor zeil- en vaaroefeningen voor adelborsten.
Medio oktober 1922 vertrekt de loodsbotter naar de Rijkswerf in Den Helder om een motor in te laten bouwen. Dit vindt echter pas een jaar later plaats, in april 1923, op het Marine etablissement te Amsterdam.
Op 17 juli 1923 vertrekt ze als 'Loodsbotter nr. 2B' naar het tweede district, Terschelling wordt haar nieuwe standplaats.
Kort daarna, in 1924, krijgt de loodsbotter weer een nieuwe naam: 'Motorbotter nr. 2'. Deze naam zal ze blijven dragen tot haar laatste dagen als loods.
Drie jaar later, 25 mei 1927, wordt Mottorbotter 2 overgedragen aan het Ministerie van Financien om als douanevoertuig vanuit Texel te gaan werken.
In de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog, op 20 juli 1942, wordt ze op last van de Duitse bezetter verhaald naar Leeuwarden. De rest van de oorlog zal ze niet meer als loods doorbrengen.
Kort na de oorlog, in september 1945, komt het schip weer ter beschikking van het Loodswezen. Het Loodswezen laat het schip in Leeuwarden liggen.
Op 3 september 1946 wordt ze overgedragen aan Domeinen en na 43 jaren trouwe dienst verkocht.
Visserij
Rond 1947 wordt de botter gekocht door dhr. J. Tanis Pzn. uit Goedereede. Ze wordt omgedoopt tot 'Wisselvalligheid' (GO 6) en in dienst genomen als visser. De Wisselvalligheid wordt uitgerust met een trawlnet en een garnalenkor. Zo worden de Noordzee en de Zuid Hollandsche en Zeeuwse Stromen bevist met een bemanning van drie personen.
In 1954 wordt de visbotter gekoct door dhr. C.D. van de Klooster uit Oudorp. Ze krijgt ook deze keer een andere naam, namelijk: 'Onderneming' (OD 12). Hetzelfde visgebied werd bestreken als toen haar thuishaven Goedereede was. Na enige jaren wordt de bemanning aangevuld tot vier personen.
In 1966 vindt er wederom een wisseling van eigenaar plaats, dhr. B. van de Ree uit IJmuiden mag zich de nieuwe schipper noemen. De naam die ze toen gekregen heeft, draagt ze nog steeds: 'Zeester'. Er wordt met twee personengevist met een garnalenkor op de Noordzee, dit alles onder visnummer IJM 11.
In 1968 krijgt de Zeester voor de laatste maal een nieuwe eigenaar in de visserij, de J.J. de Leeuw uit Wieringen. Zij krijgt nu haar laatste visnummer: WR 112. De visbotter wordt met een garnalenkor gebruikt op de Noordzee. Ook hier is een bemanning van twee personen aan boord, tot het schip in 1978 verkocht wordt uit de beroepsvaart.
Particulier
De nieuwe eigenaar wordt dhr. H. Bosman uit Oost-Knollendam. Hij behoudt de naam Zeester het het visnummer WR 112, ondanks dat het schip niet meer als visser in dienst is. Ze wordt gebruikt als zogenaamd koffieschip. De Zeester heeft een vaste ligplaats en aan boord worden gasten ontvangen voor een versnapering.
In 2001 vindt de laatste wisseling van eigenaar plaats. Het koffieschip wordt gekocht door dhr. en mevr. Drop uit Sprang-Capelle. Ook nu wordt de naam Zeester in stand gehouden. Het visnummer daarentegen is niet meer in gebruik. Ze was bij aankoop in zo'n slecht staat dat een grondige renovatie noodzakelijk was voor het voortbestaan van de botter. Deze is nu in volle gang. Het is de bedoeling dat de Zeester een eenvoudig jacht wordt met de uitstraling van weleer. Haar uiterlijk wordt zoveel mogelijk in de oude staat teruggebracht. |