De Vrouwe Johanna

identificatie
naamDe Vrouwe Johanna
RVEN nr2672
visserijnummer
zeilnummer
te boek gesteld27753
typeviskotter
categorievisserijschip
vaartuig
lengte12.87
breedte3.5
diepgang1.55
kruiphoogte
tonnage9 ton 4
materiaal rompijzer
materiaal romp (spec.)ijzer
bouwwijze rompgelast
voortstuwing (oorspr.)motor
masthoogte7.5
soort tuignvt
materiaal zeil
oppervlakte zeil
bouwjaar vaartuig1948
bouwperiode1940-1950
werfgegevens
werfV.d Werf & Visser Gorredijk
werfnaam
plaats, provincie werf
werf bijzonderheden
historie vaartuig
vorige namen
1948-1972: EB 22 - G. van Ommen; Elburg
1990-1999: ZZ 16 - P. Huijbrecht; Zierikzee
historie vaartuig
De Vrouwe  Johanna

Het schip is gebouwd als viskotter EB22 in 1948 bij Scheepswerf V.d Werf & Visser te Gorredijk in opdracht van Goossen van Ommen..
Uitgerust met een 1 cil. "Industrie" Gloeikopmotor 24 pk. Dit was het maximum vermogen dat destijds was toegestaan op het IJsselmeer. Nadat de vermogensbeperking was opgeheven, is in 1956 bij D. Balk te Elburg een "Industrie" van 40 pk ingebouwd.
In de jaren ’70 is deze vervangen door een DAF 575.
Het casco is van 5mm. Bij de motorruimte: 6 mm. De motorfundatie is :12 mm. Het schot tussen de motorruimte en het visruim bestaat uit 3 platen van 4mm=12 mm. (12mm plaat was waarschijnlijk niet voorradig).

De familie van Ommen is vanaf het begin van de 19e eeuw al visser en  in Elburg goed bekend. 
Goossen viste eerst met de pluut EB14 en kocht in 1948 het kottertje EB22. Tijdens de inpoldering sleepte hij ook daarmee baggermaterieel. Het schip liep daarbij een deukje op in het berghout, dat er nu nog zit.
Zijn zoon, ook Goossen genaamd, nam in 1955 het roer over. Omstreeks 1975 stopte deze met vissen. De EB22 werd in de haven opgelegd. Het scheepje werd ingericht voor de verhuur in de recreatievaart.
Omstreeks 1978 verkocht hij het aan mij ( P. Huijbrecht, Zierikzee).
Het schip is verbouwd voor pleziervaart en verblijf aan boord, waarbij het uiterlijk als visserschip herkenbaar zou blijven.

Van 1990-1998 is het schip ingeschreven in het visserijregister ZZ16.
Tijdens een bezoek aan Elburg werd het schip onmiddellijk herkend.

Beknopte geschiedenis van de familie Van Ommen. Ontleend aan interviews in "Vissers van Elburg": W. van Norel.

Eibert van Ommen (1898). Hij was een jongere broer van Goossen sr.
Eibert van Ommen (1898):
"We visten in de regel 30 à 40 perkjes "zieënnetten". Als de wind oost was en er weinig bot was, moesten we van armoe gaan kuilen. Het was helemaal afhankelijk van het weer wanneer we begonnen met "zieënnetten". Soms al in februari, maar meestal in maart. Half oktober hielden we er altijd mee op. We stonden meestal bij het Kamper Zand, maar ook wel in de buurt van Urk, Blankenham, Vollenhoven of buiten de haven van Elburg".”

Hij is een der weinigen in Elburg die nog uit eigen ervaring over de visserij met zijde netten kan vertellen. Als 13-jarige kwam hij aan boord bij zijn vader ( Eibert van Ommen 1856-1927), die met de pluut EB14 viste. Als loon kreeg hij een gulden per week van zijn vader. De zomer daarvoor was hij als bijlegger in loondienst geweest bij Eibert de Vries (EB20). Trots vertelde hij nooit zeeziek te zijn geweest.

"Mijn vader is altijd visser geweest. Hij is begonnen met een bottertje, dat aan een Durgerdammer is verkocht. Daarna heeft hij een nieuwe pluut laten bouwen bij Schepman in Kampen voor 1000 gulden. Met die pluut hebben we altijd gevist. Geleidelijk aan werd de visserij met "ziëennetten" hoofdzaak. Vader viste vaak samen met de oude Hannes Broekhuizen (EB25). Tot kort voor zijn dood (1927) is hij naar zee geweest.
Hij heeft eens in Harderwijk een nieuwe pluut laten bouwen (EB3). Later is dit schuitje verkocht aan Dirk Smit. Maar mijn schoonvader is er tamelijk vroeg mee gestopt. Zijn zoon Jacob Va Secuur heeft er nog behoorlijk lang mee door gevist. Eerst met een pluut, later met een punter. Meestal had hij netten in de buurt van de Barg of de Goorsluis staan. Daar heft hij op een keer een goed schot gedaan met de snoekbaarsnetten. Ik weet nog dat we de snoekbaarzen met een kar hebben opgehaald".

’s Winters moest er altijd gebreid worden. Eibert weet daarover mee te praten: "Ieder jaar vervingen we ongeveer 12 perkjes. Na 3 jaart visten de botnetten niet zo goed meer en werden ze vervangen. De "ziëennetten" werden met een houten tongnaald gebreid over een dikke schiel. De kuilnetten liet vader door Jaap van Dirk (Jacob Westerink) breien en repen".

Twee broers van Eibert zijn ook viser geweest. Zijn oudste broer Goossen is schipper geweest op de EB22. Goossen was eerst schipper op een pluut die uit Harderwijk afkomstig was. Hij was ook een "ziëennetter". Daarna heeft hij ook nog met mij op de pluut EB14 gevist.
Hij is ook nog een tijdje uit de visserij geweest. Na de oorlog heeft hij een kottertje gekocht de EB22. Zijn zoon, ook Goossen genaamd, heeft er  met fuiken mee gevist.
oorspronkelijk vaargebiedNederland
oorspronkelijk gebruikvisserij
funktie wijziging(en)
oorspronkelijk uiterlijkAlleen opbouw en visruim.
historie interieurnee
jaar uitgebruikname1999
huidig gebruikpleziervaart
V
Z
A