historie vaartuig | In 1886 liet de familie Terstege bij fa. Bodewes te Martenshoek een ijzeren 2-mast klipper bouwen. Rond 1920 is, na een aanvaring in het Kanaal van Gent - Terneuzen de karakterestieke klipperkop vervangen door een steilstevenkop.
In 1925 zijn de masten en zeilen weggehaald. Er kwam een 2-cilinder 40 pk Industrie 2IB5 met motornr 300 in. De leverdatum was: 27-3-1925.
Er is toen ook een laad-losboom geplaatst.
In 1934 werd Frans de Groot eigenaar. Hij heeft n 1925 de den 25 cm vergroot en verving merkels en de luiken. ( f 1000,-)
Tussen 13 sept. 1944 en 6 juni 1945 is het schip gevorderd geweest door de Wehrmacht. In 1945 is de schade gerepareerd door De Klerk te Terneuzen.
In 1951 liet Frans de Groot een nieuwe motor plaatsen. Deze Industrie 2D4 80/85 pk was een soort proefexemplaar waaraan de eerste 6 jaar heel veel reparaties zijn geweest. Bouten waarmee de motor op het carter stond braken regelmatig. Toen die vervangen waren voor sterkere bouten, scheurde het carter. In 1979 is opnieuw een gebroken bout ontdekt.
In 1957 had het schip een kop-op-kop aanvaring met een coaster in het Amsterdam-Rijnkanaal bij Nigtevecht. De stuurboordkant van de kop, de boeiing en de ankerlier moesten worden vervangen.
Jan de Groot nam het schip in 1958 van zijn vader over. In 1959 worden een salonroef en een nieuwe stuurhut geplaatst.
In 1964 was F. van Driel de laatste die het schip als bedrijfsvaartuig kocht. De laadmast werd verwijderd.
In 1972 haalde C. Langendorff het schip uit de vaart de noemde het "Ezra", naar zijn dochter. Het schip werd als atelier gebruikt.
In 1976 werd het ruim in getimmerd door Carla en Frank Teer. Zij woonden tot 1997 op het schip.
In 1997 kocht schipperszoon M. Mensink het schip en herdoopte het in "de Enkeling", naar een boek van Peter Jaspers.
De Industriemotor was in 2004 niet meer te repareren en werd vervangen door de DAF. In 2006 is de roef opnieuw ingetimmerd. |