EH11

identificatie
naamEH11
RVEN nr2963
visserijnummerEH11
zeilnummer
te boek gesteld
typebotter
categorievisserijschip
vaartuig
lengte10.0
breedte3.1
diepgang0.8
kruiphoogte
tonnage 4
materiaal rompijzer
materiaal romp (spec.)ijzer
bouwwijze rompgeklonken, gelast, overnaads
voortstuwing (oorspr.)zeil
masthoogte11.8
soort tuiggaffelgetuigd
materiaal zeilDragon en Katoen
oppervlakte zeil30.0
bouwjaar vaartuig1947
bouwperiode1940-1950
werfgegevens
werf
werfnaam
plaats, provincie werf
werf bijzonderheden
historie vaartuig
vorige namen
1947 - 1982; Annie; gebroeders Bruin
1982 - 1987; De Otter - DV1; F. Komen
heden; EH11; Nol-Bruul
historie vaartuig
GESCHIEDENIS VAN DE RONDBOUW NAAR MARKER MODEL EH11

Tijdens de 2e WO visten de broers Klaas en Jildert Bruin met een schouw vanuit Andijk op het IJsselmeer. Het schouwtje was eigenlijk niet zo best meer. Er was al eens een nieuw zeilwerk in gezet omdat tijdens het varen op het ruwe IJsselmeer de boorden heen en weer bewogen. 
Zodra de oorlog was afgelopen, werd in de sfeer van de wederopbouw door Klaas en Jildert besloten een nieuw en groter schip te laten bouwen. De keus viel op een rondbouw, een stalen vissersschip dat er in de jaren ’30 ontwikkeld was.
Een rondbouw werd vaak aangeschaft als vervanging van een houten botter

Het model en de indeling was bijna hetzelfde als dat van een botter. Met een lengte van 10 meter was een rondbouw wat kleiner en het had in tegenstelling tot de botter een platte spiegel. Het schip werd echter geleverd met een compleet zeiltuig en een motor.

Na wat informatie ingewonnen te hebben werd aan de scheepswerf W. van Goor in Monnickendam de opdracht gegund. De werf stond onder leiding van de heer Van Goor zelf, die er een streng regime op na hield. Van Goor kon het scheepje in 6 weken bouwen. 
Vanwege de economische situatie in 1946 was het staal "op de bon" en het moest in Den Haag aangevraagd worden. 
De 2 broers besloten om dit persoonlijk in Den Haag in orde te maken.
Bij aankomst bij het betreffende gebouw aan de Wassenaarseweg werden ze echter van de ene naar de andere ambtenaar gestuurd. Uiteindelijk kwamen Klaas en Jildert bij een meisje terecht die vertelde dat ze wel bij de juiste afdeling waren, maar dat er die dag geen zitting was.
Na protesten en argumenten dat dan de hele reis voor niets was gemaakt, werd uiteindelijk door de desbetreffende ambtenaar een vergunning uitgeschreven voor 5 ton staal.

Na verloop van tijd gingen Klaas en Jildert eens naar de werf om te kijken of het materiaal er als was. Vanuit Andijk waren ze gedeeltelijk liftend met een motorrijder bij de werf gearriveerd.
Tot hun grote verbazing zagen ze dat de werf al begonnen was met het uitzetten van de spanten. Het bleek dat men bij Van Goor wat materiaal van voor de oorlog had achtergehouden. Het hoekijzer voor de spanten was wel wat zwaarder dan gebruikelijk, maar hiertegen bestond uiteraard geen bezwaar.
Op het schip zou een stalen mast gezet moeten worden, omdat aan hout voor een nieuwe mast niet te komen was.

De heer Van Goor had echter nog een aantal prima bottermasten liggen en van één hiervan werd een passende mast gemaakt. De zeilen werden besteld bij "De Schokker" in Volendam.

De winter viel echter in en de bouw werd vertraagd. Het werd zo streng winterweer, dat op den duur alleen de mast van het schip boven de sneeuw en het ijs uitstak. De beloofde 6 weken bouwtijd werden dan ook niet gehaald.
Op een zaterdag in begin mei 1947 was het zover dat de rondbouw opgehaald kon worden.
Er was nog geen motor ingebouwd en deze dag bleek het windstil weer te zijn, dus zeilen ging ook niet.

Cor Bijl, de neef van Klaas en Jildert, die op een reddingsboot voer, bracht uitkomst. Hij viste met een Lemmeraak, de EH39, en hiermee werd de nieuwe rondbouw naar Enkhuizen gesleept. Bij de fa. gebroeders Lub werd daar een 15pk Lister dieselmotor ingebouwd.

Eind mei ’47 werd begonnen met de visvangst. Het schip kreeg de naam van de moeder van Klaas en Jildert "Johanna Bruin: Annie". De thuishaven was Andijk en het registratienummer werd AK2.
De haven van Andijk was echter te klein en te ondiep, zodat de AK2 altijd in Medemblik lag. Elke zondagavond gingen Klaas en Jildert op de fiets naar Medemblik. De fiets werd gestald bij de fietsenmaker en de verdere week werd er op het IJsselmeer gevist.
’s Zaterdags gingen ze dan weer terug naar huis. 

In oktober ’47 liet de nieuwe Lister diesel het echter afweten. De lagers waren defect. Omdat reparatie van deze motor te lang ging duren, werd besloten een 12pk Kromhout te monteren. Het vermogen was wel wat weinig , maar er kont altijd nog gezeild worden.

De in Medemblik aangevoerde vis bracht minder op dan bijvoorbeeld in Enkhuizen. Om deze reden werd in 1953 besloten om aar Enkhuizen te verhuizen. Bovendien kon de boot dan in de haven van de nieuwe woonplaats liggen. In de haven van Enkhuizen lagen nog 3 rondbouwen, de EH53, de 64 en de 40. Het nieuwe registratienummer werd EH11. De EH11 was van deze schepen het "sluwste" gebouwd. Dat wil zeggen dat ze mooier van lijn was dan de andere rondbouwen. Er werd voornamelijk gevist met hoekwant; lange lijnen voorzien van zijlijnen met haken (ook hoeken genoemd).
Aan deze haken moest een aasvisje worden gestoken. De lijnen waren 800 meter lang en er zaten ongeveer 300 haken aan. Soms werden er wel 20 lijnen uitgezet. Als met al een heel werk om alles van aas te voorzien, uit t zetten, en op de motor weer in te halen. Gelijktijdig met het inhalen moesten de vissen van de haken gehaald en in de bun gegooid worden. 

Omdat, door de bolle kop en van de rondbouw, bij slecht weer nogal wat buiswater overkwam en er altijd maar in de open lucht gewerkt moest worden, werd in 1955 een zogenaamde vissermanhut of tent op het schip gezet. In Enkhuizen ware zij één van de eersten met zo’n kap.
Eigenlijk hadden ze liever een schip met een spitse kop gehad, omdat hierdoor minder buiswater overkomt als er op de motor tegen de wind in wordt gevaren. Het voordeel van een bolle kop is echter dat deze schepen "weerbaarder" zijn en dus bij slecht weer langer “op zee” kunnen blijven.  Het is in al die jaren maar 1 keer gebeurd dat er "groen water" over de kop kwam.

In 1957 werd de Kromhout vervangen door een 25pk Samofa diesel. Hoewel de oude motor onverslijtbaar leek, was er toch behoefte aan wat meer vermogen. Tot eind van de jaren 70 heeft deze motor dienst gedaan. Omdat hij toen aan revisie toe was, werd de afweging gemaakt of het niet verstandiger was een modernere motor te plaatsen. Het werd het laatste, ook omdat je dan niet elke keer met dat grote vliegwiel de motor aan hoefde te slingeren. In Harderwijk werd bij de fa. Samofa een Mitsubishi/Samofa besteld. Door de fa. Krikke in Enkhuizen (de vroegere fa. Lub, waar ook de allereerste motor werd ingebouwd) werd de motor geplaatst. 


Er werd gevist tot 1982. Klaas was toen 72 en Jildert 66. Het was mooi geweest en ze besloten te stoppen. De EH11 werd verkocht aan Frans Komen. Hij had vergunning gekregen om op de IJssel te vissen en zag wel wat in de rondbouw. Als de visserij daar niets zou worden dan kon het scheepje altijd nog als jachtje verkocht worden. Een week nadat de "Annie - EH11" verkocht was overleed Klaas Bruin.

Frans Komen gaf het schip het nummer DV1 (naar Deventer) en noemde het “De Otter”. Het plan was om op de IJssel te gaan “ankerkuilen”. De boot ligt dan voor anker in de rivier en naast de boot wordt een groot vierkant net in het stromende water geplaatst. Hiervoor waren enige aanpassingen nodig. De mast werd strijkbaar (voor de lage bruggen), er kwamen zware wandputtings voor de verstaging van de mast en er werd een grote lier op het voordek geplaatst voor het zware anker. 
In de zijkanten van de vissermanhut werden luiken gemaakt om bij het dwars uitstaande net te kunnen komen. Ook het achterdek werd verhoogd omdat het schip wel eens zware slagzij zou kunnen maken als iemand onverhoopt tegen het net zou varen. Verder kreeg het hele schip binnen en buiten een grote opknapbeurt. Van ankerkuilen is echter niets gekomen, omdat deze oude methode toch te gevaarlijk bleek met de huidige intensieve scheepvaart. De visserij op de IJssel ging echter buiten verwachting goed en toen in 1987 de ST50 te koop was, werd dit schip aangeschaft.

De ST50 was ook gebouwd bij Van Goor in Monnickendam, in 1948. Het schip was echter groter dan de rondbouw. Omdat Frans meestal vele dagen aan boord van zijn schip verbleef, was dit grotere schip heel wat comfortabeler. De rondbouw werd verkocht naar Delft om verder als jacht gebruikt te worden hiervoor waren weer enige verbouwingen nodig. In de winter van 1987 werd de bun dichtgemaakt en werd het schip voorzien van de originele mast. Ook de zwaarden en het houten roer, die in de loop der jaren verdwenen waren, werden weer in ere hersteld. In de winter van 1990 werd de vissermanhut vervangen door een kajuitje.

Zo is de rondbouw uit 1946 aan een nieuw leve begonnen als jacht. Op het deurtje is dan ook het volgende versje gekomen:
Anni met haar bolle wangen
Heeft 40jaar lang vis gevangen
Nu voldoet ze aan ’t verlangen
Om overal wat rond te hangen
oorspronkelijk vaargebiedIJsselmeer, Ijssel
oorspronkelijk gebruikvisserij
funktie wijziging(en)Na 1982 nog op de IJssel gevist.
oorspronkelijk uiterlijkHet schip is sinds 1952 hetzelfde gebleven. Het is de bedoeling zowel interieur als exterieur in oorspronkelijke staat terug te brengen.
historie interieurnee
jaar uitgebruikname
huidig gebruikpleziervaart