Nostalgie

identificatie
naamNostalgie
RVEN nr64
visserijnummer
zeilnummer
te boek gesteld 931 B Zwolle 1951
typemotorsleepboot
categoriesleepboot
vaartuig
lengte18.6
breedte4.2
diepgang1.9
kruiphoogte4.5
tonnage 4
materiaal rompijzer
materiaal romp (spec.)staal
bouwwijze rompgeklonken
voortstuwing (oorspr.)motor
masthoogte
soort tuig
materiaal zeil
oppervlakte zeil
bouwjaar vaartuig1904
bouwperiode1900-1910
werfgegevens
werfGiessen, vd - Krimpen a/d IJssel
werfnaamDe Hoop
plaats, provincie werfKrimpen a/d IJssel, ZH
werf bijzonderhedenOp 1 mei 1684 huurde meester-scheepmaker Cornelis de Bruin een huis met boomgaard in de Stormpolder voor 25 gulden per jaar. Hij begon er een scheepswerf die als de voorloper van het huidige Giessen-de Noord mag worden gezien. Al in 1685 werd een zogenaamd snebbeschip te water gelaten, dus hij had er de vaart gelijk al in. In 1688 bleek de Bruin overleden te zijn, want toen trouwde Wouter van Oosten met weduwe de Bruin. Ook Wouter was meester-scheepsbouwer en hij zette de werf dan ook ongewijzigd voort. Na (of door?) een hoog oplopende ruzie met zijn huisbaas, bleek Wouter in 1708 te zijn overleden. Want op 23 november van dat jaar werd de werf geveild. Kopers waren de broers Willem en Cornelis Hoogendijk, die al een prima lopende scheepswerf hadden in Capelle aan den Ijssel. Bijna zeker werd de nieuw verworven werf gebruikt voor reparatiewerk. In deze beginjaren waren dat houten rivierschepen: poonschuiten, veerponten, damschuiten, snebbeschepen, enz. In 1736 ontstond een probleem, toen Cornelis Hoogendijk zijn helft in de werven in Capelle en Krimpen verkocht. Een slepend proces eindigde er in dat de Krimpense werf voor 50% in landen bleef van zijn broer Willem Hoogendijk en voor het overige van vijf andere kopers. Zoveel kapiteins op één schip kon natuurlijk niet goed gaan. Dat hadden ze kennelijk zelf ook door want al op 5 juni 1737 verkochten vier van de vijf hun aandeel aan de vijfde. Nu waren er dus weer twee eigenaren: Willem Hoogendijk en deze Ary Willemsz Hoogendijk. Ary overleed in 1750 en zijn weduwe Anna van Zon zette het bedrijf eerst zelf voort, maar verkocht de werf later aan haar schoonzoon Arie van den Hoek. Haar zoon Jan voelde zich door deze handelswijze gepasseerd, pikte dit niet en won zijn proces ook, gedeeltelijk. Het westelijk deel werd aan hem overgedragen en de rest bleef van Arie van den Hoek. Die voerde de productie van zijn deel enorm op en associeerde zich met (waarschijnlijk zijn broer) Maarten van den Hoek, die scheepsbouwer was in Krimpen aan de Lek. In 1787 bleek Arie overleden te zijn en voerde zijn vrouw Emmetje Hoogendijk het bewind, samen met haar zoon Arie Ir. Deze Arie erfde het geheel in 1807. De westelijke werf werd door Jan Hoogendijk in 1778 verkocht aan Willem Hoogendijk. En die verkocht alles weer in 1781 aan Goris van Oudenaarde. Op de oostelijke werf (van Arie van den Hoek Jr., vrijgezel en zonder kinderen) komt op 18 januari 1810 zijn neef Arie van der Giessen in dienst. Vanaf nu een bekende naam in Krimpen! De zaken gingen goed en Arie nam een steeds duidelijker plaats in op het bedrijf In 1820 erfde Arie van der Giessen de werf van zijn overleden oom. Het bedrijf bleek toen 10 werknemers te hebben. Een scheepstimmerman verdiende per dag 0,90 gulden in de winter en 1,10 gulden in de zomer. Een hele zorg dus voor Arie om alles draaiende te houden, want het ging ook al een tijdje niet zo best met de scheepvaart en de scheepsbouw. In onze omgeving vond men er wat op om z’n bedrijf toch gaande te houden. Er ontstond een gebruik dat tot ca. 1860 in zwang bleef: men bouwde schepen voor eigen rekening en verhuurde ze vervolgens. Ook deed men vaak mee in de financiering. Arie van der Giessen overleed op 7 april 1840. De scheepswerf werd voortgezet door zijn weduwe: Neefje Pannevis. Ook al weer een bekende Krimpense achternaam. In 1853 zetten haar zoons Comelis en Arie van der Giessen de zaken voort. Tot nu werden uitsluitend binnenschepen gebouwd, maar ook dat ging veranderen. Op 8 november van dat jaar legden ze de klei voor hun eerste zeezeilschip: het barkschip ‘Vriendentrouw’ voor de Nederlandsche Handel-Maatschappij. Binnen het jaar werd het met goed gevolg te water gelaten. Geloof maar dat Krimpen gonsde van dit gebeuren. In 1859 ontstonden er weer eens problemen. Om die op te lossen werd het bedrijf gesplitst. De als zeer conservatief en vasthoudend bekend staande Arie hield het westelijk deel. Cornelis kreeg het oostelijk deel van de werf. Helaas brak ook nu weer een slechte tijd aan voor de scheepsbouw. Comelis kreeg er de vaart pas weer in omstreeks 1862. In dat jaar bouwde hij voor Hendrik Veder uit Rotterdam het laatste en hun grootste zeezeilschip. Vervolgens werd op 1 maart 1865 bij Cornelis de kiel gelegd voor zijn eerste schroefstoomschip, de Stad Gouda. Een schip dat bestemd was voor de beurtvaart tussen Gouda en Rotterdam. De NRC noemde bij deze gelegenheid de Stormpolder (per ongeluk?) zelfs Stoompolder. Vanaf nu ging het ook weer beter, want hij bouwde meer van dit soort schepen en ook veel Rijnschepen (sleepschepen die bestemd waren voor de vaart op de Rijn). Al geruime tijd noemde men de Oostelijke werf De Hoop’. Daar kreeg men het steeds drukker. Comelis van der Giessen kocht daarom in 1883 van J. Eijkenaar een meer westelijk gelegen werf en noemde die ‘De Nijverheid’. Die gebruikte hij de eerste jaren voor reparatie van binnen- schepen. Ondertussen waren ook zijn zoons Jan en Arie in het bedrijf opgenomen. Bouwde men tot nu altijd houten schepen, ook dat ging veranderen. In 1885 werd door Van der Giessen het eerste ijzeren scheepje (een 15 tons plechtaak) gebouwd. Er ontstond heel wat discussie over, vooral in de schipperswereld. Toen Jan Kreuk een jaar later een ijzeren paviljoenschip liet bouwen bij Van Duyvendijk verklaarde men hem voor gek. Ijzer kon immers niet drijven? Hij werd, toen het toch bleek te gaan, voortaan ‘Ijzeren Jan’ genoemd! In 1895 trad Comelis terug. De directie van ‘firma Cornelis van der Giessen en Zonen’ bestond vanaf toen uit zijn zoons Jan en Arie. Ze breidden ‘De Nijverheid’ uit, na het kopen van een groot terrein, zodat een dwarshelling van 110 meter kon worden aangelegd. Daarop repareerden en verlengden ze Rijnschepen. De tijd ging snel en er veranderde onvoorstelbaar veel. Rond de eeuwwisseling kwamen er bijvoorbeeld gaslampen en in 1902 zelfs telefoon! Ook het vak werd veel ingewikkelder dan het vroeger was. Meer en meer werd gevraagd om bouwtekeningen voordat men begon met bouwen. Dus werd in 1913 ene Teunis Speksnijder aangesteld als scheepstekenaar. Hij hield trouwens de leiding van de steeds groeiende ploeg tot hij in 1941 werd opgevolgd door zijn zoon. ‘De Nijverheid’ werd al weer uitgebreid, nu met 2 hellingen voor schepen met een maximaal laadvermogen van 10.000 ton. Ook ging men over tot het bouwen van zeevrachtschepen. Ondertussen zorgde de Eerste Wereldoorlog ook in ons land, dat neutraal bleef, voor steeds meer problemen. Er was langzamerhand zo weinig materiaal te krijgen dat de productie stil dreigde te gaan liggen. Zaterdag werken was men al mee gestopt. Nu bracht men de week terug tot 45 werkuren! Ook moest men de regering vragen om extra voedsel voor de medewerkers. Gelukkig ging het direct na de oorlog veel beter. Er kwam zelfs een hausse in de scheepsbouw. Men besloot om die reden te stoppen met bouwen voor de binnenvaart of de kleinere zeescheepvaart. Vanaf nu bouwde men steeds grotere schepen. Later ging het weer minder en kwam men toch weer op dit besluit terug. Toen Jan in 1924 overleed bleek men weer Rijnschepen te bouwen. En kennelijk voor eigen rekening, want er lagen er diverse, soms heel lang, voor de kant. Later ging het weer even beter, legde men 4 betonnen hellingen voor zeeschepen aan op ‘De Nijverheid’ en werd ‘De Hoop’ omgebouwd tot scheepstimmerbedrijf, wat het tot voor kort is gebleven. Inmiddels braken weer slechte tijden aan: de crisisjaren, zoals men die later noemde. In 1765 bouwde Cornelis de Bruin in de Stormpolder het eerste schip. De werf komt later in bezit van Arie van den Hoek jr. In 1820 erft zijn neef Arie van der Giessen de werf. Na overlijden van Arie in 1840 zet zijn weduwe Neeltje Pannevis met haar zoons Arie en Cornelis de werf voort. Aanvankelijk bouwde men binnenschepen, vanaf 1850 ook zeezeilschepen en na 1916 motorzeeschepen. In 1859 wordt de werf opgedeeld tussen beide broers. Het oostelijk deel (smidse en twee hellingen) gaat naar Cornelis en krijgt de naam "De Hoop". Het westelijk deel met een helling gaat naar Arie en krijgt de naam "Stormpolderwerf". In 1883 koopt Cornelis een scheepswerf van J. Eijkenaar aan de westkant van de Stormpolder. Deze werf krijgt de naam "De Nijverheid". In 1895 treedt Cornelis terug en zetten zijn zoons Jan en Arie het bedrijf voort als C. van der Giessen & Zonen Scheepswerven. In 1908 kopen Jan en Arie de werf van hun oom Arie en de werven die in 1859 werden gesplitst worden weer samengevoegd. 1920 - N.V. C. van der Giessen & Zonen's Scheepswerven - Krimpen a/d Ijssel In 1962 fuseert de werf met scheepswerf "De Noord" tot "Van der Giessen De Noord" In 1968 werd Verolme -Alblasserdam overgenomen. Van der Giessen- De Noord bouwde jarenlang o.a prachtige grote ferrys waar zij zeer succesvol in was maar door omstandigheden in 2004 gedwongen mee moest stoppen. IHC Merwede nam de werf in Krimpen in 2007 weer in gebruik. Het is de grootste overdekte scheepsbouwhelling in Nederland. In januari 2008 leverde IHC Merwede het bewijs dat de voormalige werf van Van der Giessen-de Noord in Krimpen aan den Ijssel weer levensvatbaar was. De tewaterlating van de Superior Achiever was de eerste onder de vlag van de nieuwe werfeigenaar.
historie vaartuig
vorige namen
historie vaartuig
oorspronkelijk vaargebiedNederland
oorspronkelijk gebruiksleepvaart
funktie wijziging(en)
oorspronkelijk uiterlijk
historie interieurnee
jaar uitgebruikname1980
huidig gebruikpleziervaart
V
Z
A
H